LANDLESS - LÚIREACH

Artiest info
bandcamp
facebook
label: Glitterbeat
distr.: Xango

Volgens het boekje dat bij deze CD hoort, heeft de plaattitel twee mogelijke vertalingen: Lúireach kan zowel “borstplaat” betekenen en dus verwijzen naar een deel van een harnas, zal “hymne voor bescherming” en dus verwijzen naar de eerder mentale kant van dat begrip. Waarom ik hiermee begin? Gewoon, omdat het één van de dingen is, waarmee je kàn beginnen, als je het wil hebben over het viertal dat achter de groepsnaam Landless schuilgaat.

Die vier, dat zijn Ruth Clinton, Sinéad Lynch, Méabh Meir en Lily Power en, als je hen hoort, zou je denken dat ze genetische banden hebben of elkaar al minstens sinds de kleuterschool kennen, maar neen: ze leerden elkaar kennen via verschillende sessies, waar ze los van elkaar, aanwezig waren. Je weet hoe dat gaat: er worden vage afspraken gemaakt “om samen eens iets te doen”, maar bij deze vier werd het algauw concreet. Ze traden samen op op een festival in Drogheda, zonder de minste ambitie om een plaat op te nemen, laat staan een heuse groep te vormen, maar toch: het ene bracht het andere mee en er kwam al snel een eerste, titelloze EP van. Vanaf toen groeide het allemaal heel organisch en een eerste langspeler was er nu 6 jaar geleden. “Bleaching Bones” was, net als de EP, helemaal a cappella ingezongen en daarin schuilt alvast een eerste verschil met deze nieuwe en dus tweede langspeler.

Deze keer zijn het niet enkel de vier stemmen, die te horen zijn, maar er is ook zeer spaarzame en bijzonder efficiënte inbreng van instrumentale accenten: opener The Newry Highwayman bevat heerlijke trombonelijntjes van Lankummer Alex Borwick, Ruth Clinton speelt stukjes en noten op piano, orgels en clavichord, Meabh Meir is te horen op shruti Box en Cormac MacDiarmada -bekend van bij Lankum- doet mooie dingen op banjo en strijkers. Ik ben er overigens nog niet uit, of Sinéad Lynch op één of andere manier verwant is met Ian en Daragh van Lankum, al ben ik geneigd te denken van wel. De tien tracks van deze plaat zijn voornamelijk traditionals, geschreven en gezongen vanuit vrouwelijk standpunt: de vrouw als onderschat instrument in het leven van alledag, de vrouw, die zich wegcijfert voor man en gezin, die achterblijft als meneer gaat vechten en zo verder enzovoort.

Het sterke aan Landless zit er echter in, dat ze nergens proberen als één stem te klinken: hun vier stemmen zijn onderling erg verschillend en in plaats van die verschillen proberen weg te vlakken, zetten de dames ze netjes in de spots. Het resultaat klinkt nergens minder dan verbluffend: als -je er in slaagt ondanks alles een verbazend mooie samenhang en samenzang te creëren, dan onderscheid je je van andere gezelschappen. Dat blijkt wellicht nog het mooist in afsluiter “Ej Husáre”, een Slovaaks lied, dat de vier leerden tijdens een zangworkshop bij een festival in het Tatras-gebergte. Ook hier gaat het om een vrouw, die tevergeefs op zoek is naar haar verdwenen man en die hoort dat hij gesneuveld is. Van een klaaglied maken de vier dames een bijna-wiegenliedje, dat op een heerlijke manier een plaat neerlegt, die moeiteloos drie kwartier lang je aandacht vasthoudt, wat allerminst vanzelfsprekend is voor een bijna uitsluitend vocale plaat. Overigens moet je helemaal tot het einde doorluisteren, want het instrumentale slotstukje is helemaal formidabel…

(Dani Heyvaert)